Analyse van een oordeel van het ‘College voor de Rechten van de Mens’
Cognitieve hoogbegaafdheid als handicap in het reguliere onderwijs. Analyse van een oordeel van het ‘College voor de Rechten van de Mens’
Door: Em. prof. dr. T. Mooij en mw. mr. F.M. Terpstra
In een eerder artikel hebben wij een casus van een cognitief hoogbegaafde leerlinge in het reguliere onderwijs uitgewerkt. Haar schoolervaringen in het ‘leerstofjaarsysteem’ bestaan uit vele sociaal-emotionele, cognitieve, somatische en gedragsproblemen. Duidelijk wordt hoe, vanaf schoolbegin, haar recht op ononderbroken ontwikkelingsprocessen niet wordt gerealiseerd. Wij toonden aan dat, zowel juridisch als onderwijswetenschappelijk, haar cognitieve hoogbegaafdheid in het reguliere onderwijs functioneert als een ‘handicap’.
Juridisch werd de bewijsvoering onderbouwd via de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte; het Verdrag inzake rechten van personen met een handicap; het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens; de Wet Primair Onderwijs; het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind; en jurisprudentie van het College voor de Rechten van de Mens (CvdRM). Onderwijswetenschappelijk gezien werd aangetoond dat het reguliere schoolsysteem de continue ontwikkeling blokkeert van alle leerlingen die, vanaf schoolbegin, qua ontwikkelingsniveau duidelijk naar beneden of naar boven afwijken van hun leeftijdgenoten. Gesteld werd dat, hoewel deze situatie al sedert 120 jaar bekend is, leerlingen bij schoolaanvang nog altijd slechts naar leeftijd in groepen worden ingedeeld. Hiermee worden de sociaal-emotionele, cognitieve, somatische en gedragsproblemen van de twee categorieën ‘risicoleerlingen’ in het reguliere onderwijs institutioneel voorgeprogrammeerd. Deze casus is dus geen uitzondering maar representeert de regel, hetgeen onder meer is gebleken in velerlei (onderwijs)onderzoek.
Klik hier om het hele artikel te lezen
Klik hier om de presentatie van het webinar op 20 oktober 2021 in te zien