hits counter

Rechtsbescherming bij de Geschillencommissie Passend Onderwijs: een effectieve weg of niet?

Door: mevrouw I.M.A. de Groot en mevrouw mr. F.M. Terpstra

Op 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet, is ook de Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO) in het leven geroepen. Ouders van leerlingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen bij de GPO een geschil indienen over (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de verwijdering van leerlingen, de vaststelling en bijstelling van het ontwikkelingsperspectief (opp) voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

Het voordeel van het starten van een procedure bij de GPO is dat dit laagdrempelig is en er geen kosten aan zijn verbonden (behalve de kosten voor rechtsbijstand). Voor het starten van een procedure is geen advocaat nodig. Een procedure kan worden gestart door middel van het indienen van een verzoekschrift. Vervolgens wordt het schoolbestuur gevraagd om binnen twee weken een verweerschrift in te dienen. Verzoekers en het schoolbestuur (en het samenwerkingsverband) worden tevens uitgenodigd voor een hoorzitting. Het doel van de hoorzitting is om onderzoek te doen naar de kern van het geschil. Na de behandeling van de zaak tijdens een zitting, brengt de GPO een schriftelijk advies uit aan het schoolbestuur. Dit advies is niet bindend. Wel verlangt de wet van een school dat zij aan de ouders en aan de GPO toelicht wat zij met het advies gaat doen. De commissie bestaat uit leden met een juridische achtergrond, een medische achtergrond en een onderwijsachtergrond.

De vraag die wij in dit artikel willen bespreken is of de GPO een effectieve weg is of niet. Dit doen wij aan de hand van een recente zaak, waarin Terpstra Legal een verzoekschrift indiende namens cliënten.

Feiten

De zaak ging over een jongen van 5 jaar oud. Deze jongen was thuis komen te zitten vanwege een gebrek aan passend onderwijs. Uit didactisch onderzoek kwam een ontwikkelingsvoorsprong van anderhalf tot twee jaar naar voren. Vanwege de wisselende resultaten van het intelligentieonderzoek kon er nog geen IQ worden vastgesteld. Betrokken deskundige heeft op basis van haar waarnemingen en bevindingen het vermoeden van uitzonderlijke hoogbegaafdheid geuit. De ouders hadden de jongen kort nadat hij thuis kwam zitten aangemeld op de school waar hij inmiddels staat ingeschreven. Na aanmelding nam de school geen toelatingsbesluit en verwees zij de jongen in eerste instantie terug naar zijn huidige school. Na bemiddeling door Terpstra Legal wilde school overgaan tot een proefplaatsing waarin de wet niet voorziet. Uiteindelijk heeft de school de jongen ingeschreven na bemiddeling door de leerplichtambtenaar. De school stond er daarbij op dat er wel een zogenaamd ondersteuningsteam-overleg (OT-overleg) kwam met de school, het samenwerkingsverband en de ouders. De ouders hebben dit geaccepteerd onder voorwaarde dat er een ontwikkelingsperspectief (opp) wordt opgesteld.

In het OT-overleg werd door de adviseur van het samenwerkingsverband (swv) plotseling voorgesteld om de jongen op een externe locatie drie maanden te laten observeren. Deze adviseur bleek echter helemaal geen kennis van uitzonderlijke hoogbegaafdheid te hebben. De ouders hebben daarop de adviseur van het swv laten weten niet meer van haar diensten gebruik te maken.

Acht weken nadat de school begonnen is, stelt de school alsnog een opp op dat vrijwel leeg is en waarin geen handelingsdeel is opgenomen. De ouders besluiten daarop een aangepaste versie van het opp te maken en terug te sturen naar school. Tijdens de afspraak tussen de ouders en de school die volgt wordt er geen op overeenstemming gericht overleg (oogo) gevoerd en wordt de inbreng van de ouders in zijn geheel genegeerd. Nadat Terpstra Legal de school verzoekt om een volledig opp met een handelingsdeel aan te leveren, besluit de school meteen een advocaat in de arm te nemen. Terpstra Legal dient namens de ouders een verzoek in bij de GPO. Nadat de advocaat van school betrokken wordt, verandert de houding van school van ‘we weten het niet’ naar ‘er is van alles mis met de jongen, en dit moet onderzocht  worden’. Er wordt door school een verweerschrift met ruim 90 pagina’s aan bijlagen ingeleverd. De Geschillencommissie Passend Onderwijs besluit ondanks een beroep door Terpstra Legal op het reglement – dat het aantal bijlagen tot 40 pagina’s beperkt – zich niet aan reglement te houden accepteert alle bijlagen. Na de hoorzitting in december 2019 deed de GPO begin januari uitspraak.

Juridisch kader

De GPO toetst aan de onderwijswetgeving. In deze zaak met name aan de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). In deze wet zijn bijvoorbeeld bepalingen te vinden over aanmelding en toelating, het ontwikkelingsperspectief en op overeenstemming gericht overleg.

Waar de GPO nooit (expliciet) aan toetst zijn kinderrechten, zoals vastgelegd in bijvoorbeeld het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).

In artikel 3 van het IVRK, dat rechtstreekse werking heeft, is bijvoorbeeld bepaald dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, het belang van het kind de eerste overweging moet vormen:

Artikel 3 Het belang van het kind 

1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. 2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen. 3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht. 

In dit kader is ook artikel 5 IVRK, dat eveneens rechtstreekse werking heeft, van belang. In dit artikel is bepaald dat de overheid de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van ouders dient te eerbiedigen.

Artikel 5 De rol van ouders

De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind. 

Een van de plichten van ouders is om te zorgen voor het lichamelijk en geestelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid, zoals vastgelegd in artikel 1:247 lid 2 BW:

Artikel 1:247 lid 2 BW

Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

De uitspraak

Uit de uitspraak blijkt dat de GPO niet aan waarheidsvinding doet. De GPO gaat er van uit dat wat de school zegt waar is, ook als er schriftelijke bewijsstukken worden aangeleverd die het tegendeel bewijzen. Zowel het woord van de ouders als de bevindingen van door hen ingeschakelde specialisten worden genegeerd als de school iets anders zegt. De ouders voelen zich hierdoor geframed.

In deze zaak is er met betrekking tot de volgende punten een oordeel van de GPO gevraagd:

  • Dat de school de wettelijke termijn van 6 weken voor het opstellen van een opp heeft overschreden (artikel 40a lid 3 WPO);
  • Dat een opp dient te voldoen aan de wettelijke vereisten en hiertoe in ieder geval een handelingsdeel dient te worden opgesteld (artikel 40a lid 6 WPO);
  • Dat in casu een handelingsdeel ontbreekt en het verstuurde opp onvolledig is;
  • Dat het op overeenstemming gericht (oogo) overleg bedoeld is om aanvullingen van ouders in het opp te verwerken en tot overeenstemming te komen (artikel 40a lid 2 en 5 WPO);
  • Dat er in casu geen oogo heeft plaatsgevonden en dit alsnog op zeer korte termijn dient plaats te vinden zodat er een concreet opp met een handelingsdeel kan worden vastgesteld;
  • dat het aangepaste opp niet is afgestemd op de behoefte van de leerling (artikel 8 lid 4 WPO);
  • dat bij het opstellen van een opp, adviezen van de ECHA-specialist in acht moeten worden genomen, hetgeen in ieder geval inhoudt dat de jongen niet wordt teruggeplaatst naar groep 2.

Op al deze punten heeft de GPO het verzoek ongegrond verklaard. De onderbouwing van deze beslissing is strijdig met het schriftelijk aangeleverde bewijsmateriaal en en passant wordt het verloop van de aanmelding en de inschrijving geheel verdraaid.

De GPO verdraait verloop van aanmelding en inschrijving van de leerling

Volgens de GPO is er nadat de jongen is aangemeld ‘een debat ontstaan over de vraag of bij [leerling] sprake is van een extra ondersteuningsbehoefte.’ Volgens de GPO wilde de school daar onderzoek naar doen omdat er sprake was van een derde basisschool en een ‘lange periode’ van thuiszitten. De GPO besluit het verloop van de aanmelding met de zin ‘Als gevolg van dit debat is [leerling] met onderwijs op de school gestart op 2 september 2019 in groep 3.’

Het wisselen van school, omdat scholen geen passend onderwijs geven aan hoogbegaafde kinderen, betekent niet dat er een extra ondersteuningsbehoefte bestaat. De inspanningen van de school waren er dan ook niet op gericht om een eventuele ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen, maar waren erop gericht om de jongen zelf niet aan te hoeven nemen. Hiervoor stelde de school schriftelijk namelijk zelfs een proefplaatsing voor en daarna een plaatsing onder voorwaarden waarbij de jongen twee maanden onderzocht zou worden. Aangezien er al een didactisch onderzoek was uitgevoerd, waarin de onderwijsbehoeftes  van de jongen waren vastgesteld, konden de ouders op grond van verplichting inzake art. 1:247 BW hiermee niet akkoord gaan. Hoogbegaafdheid valt bovendien onder de basisondersteuning van scholen waarmee er in beginsel geen sprake is van een extra ondersteuningsbehoefte (artikel 8 lid 4 WPO).

Uiteindelijk is de leerplichtambtenaar gaan bemiddelen, waarna de school gepoogd heeft de ouders op andere gedachten te brengen door te verwijzen naar een andere school en door te suggereren dat het voor de ouders toch een moeilijk te overkomen punt blijft om deskundigen anders dan de door de ouders ingeschakelde ECHA-specialist te betrekken. In het antwoord op deze mail schrijven de ouders van deze jongen hun zoon in. Er was dus – in tegenstelling tot wat de GPO aangeeft in haar uitspraak – geen debat over het bestaan van een extra ondersteuningsbehoefte. Er was sprake van een onbereidwillige school die alles probeerde om onder een inschrijving van een leerling uit te komen. Dit blijkt ook uit de schriftelijke correspondentie met de school, welke is overgelegd aan de GPO.

GPO gaat mee in de leugens van de school: didactisch onderzoek was al bekend bij school en ook met de ECHA-specialist was al contact geweest

De GPO stelt verder dat het niet aan de school te wijten is dat ‘het opp onvoldoende tijdig is opgesteld.’ Volgens de GPO komt dit doordat de school regelmatig tevergeefs contact heeft opgezocht met de ECHA-specialist die de ouders hebben ingeschakeld en een onvolledig didactisch beeld heeft van de jongen ‘die tot dit schooljaar nog maar weinig onderwijs had gevolgd en voor zijn start op de school een lange periode had thuisgezeten’.

De eerste poging om contact op te nemen met de ECHA-specialist is volgens de school op 25 september 2019. Op dat moment is de wettelijke termijn die staat voor het opstellen van opp al met bijna vijf weken overschreden. Daarnaast heeft de school op dat moment, twee weken eerder, al contact gehad met de ECHA-specialist in een OT-overleg. Ook het didactisch beeld was bekend en gedeeld met de school. Zij beschikten reeds over het didactisch onderzoek van oktober 2018. Ten aanzien van de periode na dit didactisch onderzoek, hebben de ouders per onderdeel aangegeven wat de jongen geleerd had. Hieruit bleek dat de jongen al voorliep op de lesstof van groep 3. Dit werd ook bevestigd door een tweede didactisch onderzoek waarvan het rapport pas na de hoorzitting van de GPO beschikbaar kwam, maar dat door de vader van de jongen in de hoorzitting werd toegelicht. De conclusie die GPO trekt over het overschrijden van de wettelijke termijn houdt daarmee geen stand.

GPO slaat een deel van het verzoekschrift over en doet geen uitspraak over ontbreken handelingsdeel. 

In de uitspraak van de GPO wordt geen uitspraak gedaan over het ontbreken van het handelingsdeel in het opp terwijl hierover wel een uitspraak is gevraagd van de GPO. Pas in de aanbevelingen schrijft de GPO hierover ‘[…] zodat mede op basis daarvan de school tot nadere invulling kan komen van het ontwikkelingsperspectief en het daarin opgenomen handelingsdeel.’ De woordkeuze ‘nadere invulling’ en ‘het daarin opgenomen’ wekt ten onrechte de suggestie dat er wel een handelingsdeel in het huidige opp zou staan. In de gehele uitspraak staat geen woord over het al dan niet ontbreken van een handelingsdeel.

Een handelingsdeel dient de individuele begeleiding te beschrijven welke is afgestemd op de behoefte van de leerling. Het opgestelde opp was dusdanig algemeen dat volledig onduidelijk is op welke wijze het onderwijs aan de jongen zal worden vormgegeven. Dat een opp dient te voldoen aan de wettelijke vereisten en dat het een handelingsdeel dient te bevatten erkent ook de GPO in haar uitspraak. Desondanks zijn alle punten waartoe een uitspraak is gevraagd door GPO op één hoop gegooid, en is het oordeel van de commissie dat het verzoek ongegrond is.

GPO verklaart het verzoek ten onrechte in zijn geheel ongegrond. Daar waar het verzoek onmiskenbaar gegrond is, gaat de GPO bewust niet dieper op de zaken in.

Waar het gaat over het oogo is de uitspraak van de GPO opmerkelijk. Op het verzoek een uitspraak te doen dat het op overeenstemming gericht (oogo) overleg bedoeld is om aanvullingen van ouders in het opp te verwerken en tot overeenstemming te komen, stelt de GPO alleen dat: ‘Op grond van artikel 40a lid 1 WPO stelt het bevoegd gezag voor een leerling die extra ondersteuning behoeft een ontwikkelingsperspectief (opp) vast nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders.’ Verderop in de uitspraak geeft de GPO aan dat het overleg ‘open en reëel moet worden gevoerd’. Waarmee de conclusie getrokken kan worden dat de ouders ook op dit punt door GPO in het gelijk zijn gesteld, al beoordeelt de commissie het verzoek uiteindelijk in zijn geheel als ongegrond.

Dat er geen oogo heeft plaatsgevonden, lijkt de GPO niet erg te vinden omdat volgens de GPO de school ‘geen onwrikbaar standpunt’ heeft ingenomen en het opp heeft aangepast en daar overleg over wilde voeren. De GPO verwijt daarna de ouders dat ze niet in overleg willen omdat ze volgens de GPO alleen tot overleg bereid zijn ‘als het opp overeenkomstig hun wensen wordt aangepast.’ Maar wat de ‘wensen’ van de ouders zijn, vermeld de uitspraak niet.

Deze zogenaamde ‘wensen’ van de ouders zijn: dat er een handelingsdeel in het opp wordt opgenomen en dat er niet tegen de adviezen van ECHA-specialist in wordt gehandeld (zoals het terugplaatsen van de een jongen met een ontwikkelingsvoorsprong naar groep 2). Het eerste punt is, zoals eerder aangegeven, een wettelijk vereiste. Dit geeft de GPO ook toe in haar uitspraak. Dat ouders deze voorwaarden stellen aan een overleg, vindt de GPO ‘niet in overeenstemming met de norm dat het overleg open en reëel moet worden gevoerd.’ Een opmerkelijke redenatie.

GPO is van mening dat de school mag handelen in strijd met adviezen van ECHA-specialist.

Dat het aangepaste opp niet is afgestemd op de behoefte van de leerling en dat de adviezen van de ECHA-specialist in acht moet worden genomen ziet de GPO ook anders:

De Commissie volgt verzoekers niet in deze stellingen omdat daarmee voorbij zou worden gegaan aan de wettelijke verplichting die op de school (en haar bevoegd gezag) rust, om de ondersteuningsbehoefte van de leerling te onderzoeken en om de leerling vervolgens passend onderwijs te bieden of te verwijzen naar een passende school.

Op meerdere wijzen een opmerkelijke uitspraak. De ondersteuningsbehoefte is onderzocht en bekend. Dit heeft de ECHA-specialist onderzocht. De zorgplicht en -recht (art. 1:247 BW) van ouders bepaalt ook dat zij degenen zijn die bepalen of er onderzoek wordt gedaan en wie dit doet. GPO ziet dit anders. Volgens GPO ‘mag de school van de ouders medewerking verwachten bij het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van de leerling.’ Uit deze zin kan je opmaken dat ouders volgens GPO dus niet kritisch mogen zijn of en door wie er onderzoek gedaan als school aangeeft iets te willen onderzoeken. Dit is geheel in strijd met de zorgplicht en -recht van ouders.

GPO verdraait en negeert schriftelijke bewijsstukken ten aanzien van hoogbegaafdheid leerling

Volgens de GPO is ‘voor de deskundige van verzoekers is niet onomstotelijk komen vaststaan dat [leerling] hoogbegaafd is.’ Zelfs dit punt staat voor de GPO ter discussie. In het didactisch onderzoek staat ‘Ik vermoed dat [leerling] op een latere leeftijd, na de afname van een IQ test, als hoogbegaafd aangemerkt wordt en zelfs uitzonderlijk begaafd. Dit vermoeden baseer ik op mijn ervaring met hoogbegaafde kinderen, hun gedrag en karakteristieken die ze laten zien. Ik zie deze kenmerken bij [leerling] terug.

Dat hierbij het woord ‘vermoeden’ staat betekent niet dat er twijfel bij de ECHA-specialist of de jongen hoogbegaafd is. Dit woordgebruik wordt gehanteerd door deskundigen met een wetenschappelijke achtergrond. Uit het onderzoek (oktober 2018) blijkt dat de jongen een mentale voorsprong heeft van anderhalf tot twee jaar op 4-jarige leeftijd. Deze jongen functioneert op dat moment al op het niveau van eind groep 2. De GPO ziet dit anders en vindt dat de school het advies terzijde mag schuiven omdat er ‘vermoeden’ staat en geeft aan dat de leerling lange tijd geen onderwijs heeft gevolgd en dat school zegt dat hij basisvaardigheden mist op het vlak van rekenen, lezen en schrijven. Hierbij gaat de GPO eraan voorbij dat hoewel de jongen een tijd niet naar school is gegaan hij wel degelijk onderwijs heeft gevolgd. Dit onderwijs is verzorgd door ouders, waarbij de resultaten ook zijn doorgeven aan school. Daarnaast gaat GPO eraan voorbij dat wanneer wordt voorbijgegaan aan adviezen van een deskundige en het onderwijs niet passend wordt gemaakt voor leerlingen, deze kunnen gaan onderpresteren waardoor ze niet laten zien wat ze kunnen.

Overigens berust de stelling van de school dat hij basisvaardigheden mist op het vlak van rekenen, lezen en schrijven niet op de waarheid. In een oudergesprek is de ouders medegedeeld dat de jongen ondanks dat hij zijn schoolwerk niet maakte, wel goede resultaten behaalde. In een volgend gesprek tussen ouders en de school, werd door de IB’er die tevens de juf van de jongen was, het vermoeden uitgesproken dat hij stiekem meeluisterde met groep 4 en 5. Enkele weken later, nadat de school een advocaat had betrokken, was de school opeens van mening dat de jongen het werk niet aan kon. Deze kentering is ook te zien in de correspondentie met school, welke is overgelegd aan de GPO.

Ondanks dat de stelling van de school weerlegd was door middel van schriftelijke bewijsstukken, is de GPO meegegaan in het verhaal van de school.  De GPO vindt het schijnbaar onwenselijk dat ouders onderbouwd dit soort retoriek van school weerleggen, en weigert te doen aan waarheidsvinding.

GPO verzint argumenten ten gunste van de school

De GPO schrijft over de adviezen van de ECHA-specialist: ‘Deze handelingsadviezen zijn opgevolgd, zo heeft de school ter zitting toegelicht, maar blijken niet aan te slaan bij [leerling].’ Echter blijkt nergens uit, ook niet uit de hoorzitting, dat de school de adviezen heeft opgevolgd. De school heeft maar twee dingen gedaan: de jongen in groep 3 plaatsen en de jongen teksten aanbieden welke de ECHA-specialist heeft aangeleverd. Dit laatste is tijdens de hoorzitting besproken. De ECHA-specialist heeft naar aanleiding van een lijst met interesses van de jongen teksten met die onderwerpen naar school gestuurd op het niveau van de leerling. Toen de jongen op verzoek van de school dat niet wilde voorlezen concludeerde school dat de teksten te moeilijk waren. Een conclusie die in strijdig is met wat de jongen thuis en in het tweede didactisch onderzoek liet zien. De jongen was wel degelijk in staat om teksten op dat niveau te lezen, maar wilde de teksten op dat moment simpelweg niet voorlezen.

GPO verzint betrokkenheid orthopedagoog

Een ander punt dat de GPO aanhaalt:

‘Bovendien signaleert de orthopedagoog van de school ook motorische aspecten bij [leerling] die extra aandacht verdienen. Bij dit alles zijn verzoekers niet ontvankelijk voor de visie van de deskundige van het samenwerkingsverband en de visie van het Ondersteuningsteam van de school.’

Deze overweging is zeer opmerkelijk omdat de school namelijk heeft aangegeven dat de juf (die daarnaast ook de IB-er is) dit heeft gezien. Er is namelijk helemaal geen orthopedagoog bij de zaak betrokken. Er wordt in de documenten van zowel school als de ouders geen enkele keer een opmerking gemaakt over een orthopedagoog. Waarom GPO de juf/IB-er neerzet als ‘orthopedagoog’ valt dan ook niet te volgen. Dat de ouders aangeven dat er niks mis is met de motoriek, sterker nog de jongen heeft dat moment acht lessen karate gehad en mag de zaterdag na GPO al examen doen voor de gele band (en die heeft de jongen die zaterdag ook daadwerkelijk behaald), wordt genegeerd door de GPO. De jongen komt goed mee met de karateles. Dat de ouders ‘niet ontvankelijk zijn voor de visie van het ondersteuningsteam van de school’ is dubbelzinnig. Het ondersteuningsteam bestond, de ene keer dat het bijeen is gekomen, uit de adviseur van het samenwerkingsverband, de IB-er/juf, de directeur, de ouders en de ECHA-specialist. De deskundige van het samenwerkingsverband heeft tijdens het overleg niks gezegd over ouders. Zoals eerder beschreven is ze na het overleg vanwege haar ondeskundige adviezen niet meer betrokken. De ECHA-specialist heeft zich hier evenmin over uitgelaten. De enige observatie welke ter sprake kwam was dat de ouders aangaven dat hun zoon het einde van de eerste week moe was, omdat hij het spannend vond en omdat de school hem liet zwemmen. Na de hoorzitting heeft de school overigens ook schriftelijk toegegeven dat de motoriek van de jongen normaal is.

GPO gebruikt onwaarheden om ouders te framen als lastige ouders

De opmerking van de GPO ‘Verzoekers wensen eenzijdig de inhoud van het handelingsdeel te bepalen, terwijl er, zoals hiervoor is uiteengezet, voldoende argumenten door de school zijn die zich met de adviezen van de deskundige van verzoekers niet verdragen.’ is op twee vlakken onjuist. Zoals hierboven al aangegeven houden de argumenten van school geen stand. Echter, omdat de GPO partijdig is en niet aan waarheidsvinding doet, kunnen ‘de argumenten van de school’ hier opnieuw dienen om het verzoek van ouders af te wijzen. Daarnaast hebben de ouders nooit eenzijdig de inhoud van het handelingsdeel willen bepalen. Ten eerste heeft de school zoals eerder opgemerkt geen handelingsdeel geschreven en ten tweede moet het handelingsdeel de juiste zaken bevatten: namelijk wat nodig is in verband met de hoogbegaafdheid van hun zoon. Dit staat in het didactisch onderzoek beschreven en hierover heeft de ECHA-specialist ook mondeling geadviseerd. Het is dan ook niet vreemd dat dit in het handelingsdeel behoort te staan. Vanuit de zorgplicht die ouders hebben konden zij dan ook niet akkoord gaan met een handelingsdeel dat tegen de adviezen van de specialist in gaat. Hoe de adviezen worden uitgewerkt en vormgegeven is iets waar school en ouders in een oogo over in gesprek kunnen gaan. Van het eenzijdig willen bepalen van het handelingsdeel was helemaal geen sprake.

GPO laat zien vooringenomen te zijn door specifiek taalgebruik over ouders en de school

Ten slotte valt in de uitspraak verschillende woordkeuzes op waarbij de ouders geframed worden. De ouders schijnen volgens GPO vooral dingen te ‘menen’ of ‘eenzijdig te willen besluiten’ terwijl de school ‘signaleert’ en ‘afwegingen maakt’. Zo noemt de GPO de adviezen van de ECHA-specialist een ‘visie’. Deze adviezen zijn gebaseerd op onderzoek bij de jongen door een deskundige op dit gebied. Dit is dan ook geen ‘visie’ net zo min als een tandarts adviseert om een gaatje te vullen dit een ‘visie’ is. Een visie suggereert immers dat er ook andere deskundige adviezen mogelijk zijn.

Stelselmatig is er schriftelijk bewijs genegeerd dat het standpunt van de ouders onderschrijft en het standpunt van de school weerlegt. Daarnaast wordt het woord van de ouders anders gewogen dan het woord van school. De mantra van de GPO lijkt te zijn: als school iets zegt is dat waar ongeacht het bewijs van het tegendeel of hetgeen ouders en specialisten aangeven. Daarnaast heeft de GPO hier een eigen draai aan het feitenverloop gegeven en voert zij en passant een orthopedagoog op.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt maar al te duidelijk dat de GPO niet aan waarheidsvinding doet, meent dat scholen zich niet aan de wet hoeven te houden en dat de ouders geen beroep toekomt op de rechten en plichten die ze hebben.

De GPO publiceerde deze uitspraak ook met een nieuwsbericht op haar website. Daarbij wordt verdere framing en verdraaien van de feiten niet geschuwd en staat de samenvatting ver af van de werkelijkheid. Zo is de jongen volgens GPO ‘op aandringen van de ouders’ in groep 3 geplaatst, terwijl dit verzocht is door de ouders omdat dit een advies is van de ECHA-specialist; wordt er de suggestie gewekt dat de ouders een GPO-procedure zouden zijn begonnen omdat de leerling terug moet naar groep 2 terwijl het verzoek om een GPO-procedure al was ingediend voordat de school vond dat hij naar groep 2 moest en wordt er gesuggereerd dat de ouders alleen in gesprek willen gaan met school als de school hun tekst overnemen in het opp terwijl de ouders enkel een fatsoenlijk opp willen met een handelingsdeel. Dit zijn nog slechts een paar voorbeelden.

De vraag of de Geschillencommissie Passend Onderwijs een effectieve weg is? Voor ouders en leerlingen in ieder geval niet. De GPO lijkt zich meer te gedragen als een vertegenwoordiging van scholen en schoolbesturen dan een onafhankelijke commissie die uitspraken doet bij geschillen over passend onderwijs. Daarbij is het problematisch dat niet getoetst wordt aan kinderrechten en het belang van het kind niet voorop lijkt te staan.

Het voornemen van de minister van Onderwijs om de uitspraken van de GPO bindend te maken is in onze ogen gelet op de werkwijze en kwaliteit van de GPO een zeer slechte zaak.

Links:

Samenvatting en uitspraak geschillencommissie.