Persbericht: Gelijke onderwijskansen voor ‘ongelijke’ kinderen
Samen met dr. Mooij, dr. de Heer en Timmerman deed mr. Fleur Terpstra van Terpstra Legal een onderzoek naar onderwijskansen voor ‘ongelijke kinderen’. De uitkomsten zijn vanaf nu beschikbaar in de notitie Onderwijswetgeving in de schoolpraktijk. Uitvoeringsproblemen en effectieve verbeteringen.
Samenvatting:
De Nederlandse onderwijswetgeving schrijft voor dat èlke leerling gelijke onderwijskansen dient te ervaren. Het onderwijs moet doorlopende, positieve leerprocessen voor alle leerlingen mogelijk maken.
Deze doelstellingen blijken in de praktijk niet voor alle leerlingen te worden gerealiseerd. Het gaat in het algemeen goed met de leerlingen die wat betreft ontwikkeling en leervermogen ongeveer functioneren op het niveau van hun leeftijdgenoten. Maar degenen die wat betreft ontwikkeling en leerpotentie duidelijk afwijken van hun leeftijdgenoten, worden vaak gedemotiveerd en zij ervaren extra problemen in school. Deze (1) zeer moeilijk lerende of verstandelijk beperkte leerlingen en (2) zeer makkelijk lerende of hoogbegaafde leerlingen, uiten hun demotivatie bijvoorbeeld in onderpresteren of lastig gedrag. Gevolgen hiervan zijn onder meer: zittenblijven, schoolverzuim, schorsing, thuiszitten en voortijdig schoolverlaten of verwijdering van school. Dit gaat gepaard met emotionele en nog andere problemen bij deze leerlingen en hun ouders of verzorgers. Hun leerkrachten of docenten ervaren vergroting van de werkdruk in school.
Het bestaan en de ernst van deze problemen bij deze twee categorieën leerlingen zijn reeds lang bekend. Ook is al lang bekend hoe deze problemen ontstaan en ondervangen zouden kunnen worden. In bijgaande notitie ‘Onderwijswetgeving in de schoolpraktijk. Uitvoeringsproblemen en effectieve verbeteringen’ verhelderen wij de aard, oorzaken en mogelijke aanpak van deze problematiek.* Het doel ervan is gelijkwaardige onderwijskansen voor alle leerlingen te helpen realiseren.
Na het inleidende hoofdstuk 1, presenteren wij in hoofdstuk 2 wetenschappelijke informatie over deze systematische problemen in reguliere scholen. Duidelijk wordt ook dat, en waarom, de Inspectie van het Onderwijs geen kwaliteitscontrolerende rol vervult, hoewel velen menen dat zij dit wel doet. In hoofdstuk 3 vermelden wij artikelen uit de Nederlandse wetgeving voor het primair onderwijs en informatie over de uitvoering ervan in de schoolpraktijk. In hoofdstuk 4 gaan wij na of artikel 1 uit de Grondwet in reguliere scholen wordt gerealiseerd. In hoofdstuk 5 vermelden wij wetsartikelen uit internationale wetgeving of verdragen en controleren wij of deze in Nederland worden nagevolgd. In hoofdstuk 6 presenteren wij onze conclusies. Voor velen zullen deze onthutsend zijn, maar er is een hoopvol perspectief. In hoofdstuk 7 schetsen wij een ontwerp en criteria van een schoolpraktijk die beter voldoet aan de bestaande wetgeving en de realisatie van gelijkwaardige onderwijskansen voor alle leerlingen. Dit ‘Optimaliserend Onderwijs’ is beproefd in ontwikkelscholen en belooft tevens minder werkdruk voor leerkrachten en minder onnodige kosten voor de maatschappij. Tot slot geven wij aandacht aan het ontwikkelings- en transformatieproces dat nodig is om het bestaande onderwijs in te richten conform de onderwijswetgeving.
* Mooij, T., Terpstra, F., Heer, W. de, & Timmerman, T. (2019). Onderwijswetgeving in de schoolpraktijk. Uitvoeringsproblemen en effectieve verbeteringen. Leiden: Stichting Kenniscentrum voor Makkelijk Lerenden: 20190904 Onderwijswetgeving in de schoolpraktijk (september 2019)