hits counter

Gastblog dr. Willy de Heer: Vooroordelen over zeer makkelijk lerende of hoogbegaafde kinderen

Er bestaan vele vooroordelen over kinderen die van zichzelf zeer makkelijk leren. Bijvoorbeeld dat ouders graag willen dat hun kind hoogbegaafd is en dat er steeds meer van deze zeer makkelijk
lerende kinderen lijken te zijn. Een derde vooroordeel is, dat kinderen die van zichzelf makkelijk leren “er toch wel komen”. Op deze vooroordelen wordt hierna ingegaan.

1. Ouders willen graag

Het beeld bestaat dat ouders zó graag willen dat hun kind hoogbegaafd is, dat ze veel te veel druk leggen op het kind. In de populaire serie Luizenmoeder werd hier zelfs een hele uitzending aan
gewijd. Een van de ouders overhandigde de leerkracht een stapel boeken voor volwassenen, omdat de kinderboeken van school te makkelijk en niet leuk genoeg zouden zijn voor het kind. Volgens de juf was het kind helemaal niet hoogbegaafd en had het juist veel moeite met lezen. Moraal van het verhaal van de Luizenmoeder: iedereen wil een hoogbegaafd kind, maar de leerkracht kent de mogelijkheden van het kind het beste.

Het beeld dat ouders graag een hoogbegaafd kind willen hebben, is erg hardnekkig. Praktisch iedere ouder vindt zijn kind bijzonder, wil aandacht van de leerkracht voor het kind en vindt het fijn als het weinig moeite heeft met leren. Maar in de praktijk is het vaak geen pretje voor om zó anders te zijn dan je leeftijdgenoten. Zeer makkelijk lerende kinderen verschillen vaak zodanig van hun klasgenoten dat zij hierdoor niet alleen wat betreft het leren in de knel komen, maar ook sociaal en psychisch. Zij voelen zich eenzaam, omdat ze niet passen bij hun leeftijdgenoten. En dat is logischerwijs moeilijk voor een sociaal wezen als een mens in principe is. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het bepaald niet ondenkbaar is dat de ouder zijn kind beter kent dan de leerkracht. De ouder heeft het kind al vier jaar meer of minder intensief meegemaakt voordat het naar school ging. En als het goed is, durft het kind bij zijn ouder zichzelf te
zijn en te laten zien wie hij is en wat hij kan. Wel is het voor een ouder moeilijker om de kennis en vaardigheden van het kind in te schatten en te vergelijken met die van gemiddeld lerende kinderen. Dit, omdat hij minder ‘vergelijkingsmateriaal’ heeft. Het vooroordeel dat ouders graag willen dat hun kind hoogbegaafd is, geldt dus alleen voor de ouders die niet weten wat het voor het kind betekent om zeer makkelijk lerend te zijn. Het maakt het leven van het kind namelijk bepaald niet makkelijker of gelukkiger.

2. Steeds meer?

De Normaalverdeling, bron: https://magoosh.com/hs/act/2016/act-standard-deviation/
De Normaalverdeling, bron: https://magoosh.com/hs/act/2016/act-standard-deviation

“Er lijken steeds meer zeer makkelijk lerende of hoogbegaafde kinderen te zijn.” Wie heeft dat niet eens horen zeggen of zelf gedacht? Een bevolking of populatie kan worden ingedeeld naar de karakteristieken van mensen, zoals lichaamslengte of intelligentie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een grafiek die de normaalverdeling wordt genoemd. De scores van de populatie worden hierin weergegeven ten opzichte van de gemiddelde score. De meest voorkomende IQ-scores zitten in het midden, de afwijkende verder van het midden en de minst voorkomende aan de uiteinden. De verdeling van de scores is daarom klokvormig en symmetrisch.

De gemiddelde intelligentie is vastgesteld op 100, een score die gelijk is aan de gemiddelde score van iemands leeftijdsgroep. Zo’n 68 % van de bevolking behaalt een IQ-score vanaf 85 en tot en met 115 en worden gemiddeld intelligent genoemd. Circa 13,5 % behaalt een IQ-score score vanaf 70 tot 85 en een zelfde percentage een score hoger dan 115 tot en met 130. Tenslotte scoort ruim 2 % een IQ-score lager dan 70 en eveneens ruim 2 % een IQ-score hoger dan 130. Aangezien altijd de gemiddelde score van iemands leeftijdsgroep als uitgangspunt wordt genomen,
wordt de groep met afwijkende scores in de loop der tijd niet groter of kleiner. De groep zeer makkelijk lerenden is dus niet groter geworden in de loop der tijd.

3. Ze komen er toch wel

Vaak hoor je over kinderen die makkelijk leren, dat ze er zonder aandacht van de leerkracht en zonder aangepast onderwijs ook wel komen. De verwachting is dat zij zich de leerstof zelf wel eigen
kunnen maken en dat de hulp beter geïnvesteerd kan worden in kinderen die het ècht nodig hebben, lees: de kinderen die achter lopen. Uit wetenschappelijk onderzoek is echter gebleken dat weliswaar de leerbehoefte van zeer makkelijk lerende kinderen anders is dan die van gemiddeld lerende kinderen, maar hun behoefte aan begeleiding niet. Ieder kind, dus ook een zeer makkelijk lerend kind, heeft behoefte aan begeleiding en structuur bij het leren. Teven is gebleken dat het wel degelijk effect heeft op deze kinderen als zij onvoldoende of niet worden begeleid. Zonder begeleiding leren deze kinderen niet om te leren en raken zij gedemotiveerd. Hierdoor lopen zij vroeger of later in hun schoolcarrière tegen problemen aan. Dit is een belangrijke reden waarom zeer makkelijk lerenden afhaken in het onderwijs. Dit kan op de basisschool zijn, maar ook op de middelbare school of in het wetenschappelijk of beroepsonderwijs. Het leren lukt niet. Zij begrijpen dit niet, denken dat ze dom zijn aangezien iedereen om hen heen het wel kan, en haken af. Leren leren is essentieel en daarom is begeleiding van zeer makkelijk lerende kinderen noodzakelijk. Als dit niet gebeurt, haken de leerlingen vroeger of later af in het onderwijs.

Door:  dr. Willy de Heer – Kenniscentrum voor Makkelijk Lerenden