Inclusief onderwijs in Nederland: tijd voor actie!
Op 27 maart vond in Amsterdam de expert-meeting ‘Onderwijs als Mensenrecht’ plaats. Aanleiding voor de bijeenkomst was het rapport van mr. drs. J.H. Kruseman en prof. mr. C.J. Forder. Het rapport ‘Mijn, jouw of onze school, het recht op inclusief onderwijs in Nederland getoetst aan het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap‘, vormde de basis van een vruchtbare middag waarin het gehele onderwijsveld was vertegenwoordigd. In dit artikel bespreken we de wijzigingen die het verdrag met zich meebrengt en de rechten die kinderen met een handicap door het verdrag krijgen.
Inclusief onderwijs, wat is dat?
Op 14 juli 2016 is in Nederland het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) in werking getreden. Hoewel Nederland het verdrag al in 2007 heeft getekend is het na bijna tien jaar van onderzoek naar de verplichtingen en mogelijke kosten en effecten van ratificatie van het verdrag nu dan ook in Nederland in werking getreden. Het VRPH bevat verschillende bepalingen over de rechten van personen met een handicap, waaronder een bepaling waarin het recht op ‘inclusief onderwijs’ is opgenomen.
Maar wat is inclusief onderwijs eigenlijk? Artikel 24 VRPH verplicht staten om in inclusief onderwijs te voorzien. Schoonheim schrijft in haar artikel in ‘Handicap & Recht’ van november 2016 dat we bij inclusief onderwijs al snel denken aan buurtscholen die toegankelijk moeten zijn voor iedereen, ongeacht achtergrond, geloof of handicap. Met andere woorden: toegang tot wat nu in Nederland bekend staan als ‘reguliere scholen’, in tegenstelling tot scholen voor speciaal onderwijs. Terecht werpt zij de vraag op, of dit nu is waar het om gaat, of dat er wellicht meer is. Ik denk dat die laatste vraag bevestigend beantwoord moet worden.
Artikel 24 VRPH
Artikel 24 luidt:
1.De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen:
a.de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de menselijke diversiteit;
b.de optimale ontwikkeling door personen met een handicap van hun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, alsmede hun mentale en fysieke mogelijkheden, naar staat van vermogen;
c.het in staat stellen van personen met een handicap om effectief te participeren in een vrije maatschappij.
2. Bij de verwezenlijking van dit recht waarborgen de Staten die Partij zijn dat:
a.personen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en dat kinderen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezet onderwijs;
b.personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en wel op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven;
c.redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoefte van de persoon in kwestie;
d.personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssysteem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname aan het onderwijs te faciliteren;
e.doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.
3.De Staten die Partij zijn stellen personen met een handicap in staat praktische en sociale vaardigheden op te doen, teneinde hun volledige deelname aan het onderwijs en als leden van de gemeenschap op voet van gelijkheid te faciliteren. Daartoe nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen, waaronder:
a.het faciliteren van het leren van braille, alternatieve schrijfwijzen, het gebruik van ondersteunende en alternatieve communicatiemethoden, -middelen en -vormen, alsmede het opdoen van vaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit en het faciliteren van ondersteuning en begeleiding door lotgenoten;
b.het leren van gebarentaal faciliteren en de taalkundige identiteit van de gemeenschap van doven bevorderen;
c.waarborgen dat het onderwijs voor personen, en in het bijzonder voor kinderen, die blind, doof of doofblind zijn, plaatsvindt in de talen en met de communicatiemethoden en -middelen die het meest geschikt zijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin hun cognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd.
4. Teneinde te helpen waarborgen dat dit recht verwezenlijkt kan worden, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan te stellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijn opgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in het omgaan met personen met een handicap en het gebruik van de desbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden, middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechnieken en materialen om personen met een handicap te ondersteunen.
5. De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met een handicap, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, toegang verkrijgen tot algemeen universitair en hoger beroepsonderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en een leven lang leren. Daartoe waarborgen de Staten die Partij zijn dat redelijke aanpassingen worden verschaft aan personen met een handicap.
Het IVRPH codificeert een wettelijke norm: inclusief onderwijs op alle niveaus
Artikel 24 van het VRPH codificeert de gedachte van inclusief onderwijs en stelt een wettelijke norm. Het artikel verplicht het realiseren van een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus om zo het recht op onderwijs van personen met een handicap zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken. Het artikel onderscheidt daarbij verschillende doelen van het onderwijs, namelijk (kort samengevat):
a. de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid
b. de optimale ontwikkeling van personen met een handicap
c. effectieve participatie in de maatschappij.
Toegang tot het algemene onderwijssysteem
In lid twee van het artikel wordt bepaald dat elke staat moet waarborgen dat personen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en dat kinderen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezet onderwijs. Daarnaast bepaalt het dat personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en dan wel op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven.
Het derde lid verplicht de staat om deelname aan het onderwijs op grond van gelijkheid mogelijk te maken en om tevens passende maatregelen te nemen om dat op alle wijzen te faciliteren.
Daarnaast moet er op grond van het vierde lid aandacht komen voor training van docenten, medewerkers en leidinggevenden van scholen om de vaardigheden welke inclusie bevorderen uit te breiden.
Het vijfde lid ziet op het hoger onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en bepaalt dat ook daar personen met een beperking toegang dienen te hebben tot deze vormen van onderwijs, vrij van discriminatie.
De medische benadering van een handicap vervangen voor de sociale benadering
Maar wanneer spreken we nu eigenlijk van een persoon met een handicap? Dit begrip dient zeer ruim te worden uitgelegd. Artikel 1 van het VRPH bepaalt: Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. Onder personen met een handicap vallen dus ook kinderen met dyslexie, of hoogbegaafde kinderen, of kinderen met een (lichte) vorm van autisme. Het gaat om de drempel, die de fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperking met zich meebrengt. De medische benadering van het begrip ‘ handicap’, waarbij wordt gekeken naar wat een persoon niet kan op basis van zijn of haar handicap, dient dus los gelaten te worden. Het ‘mensenrechtenmodel’ is hier van toepassing. Dit model houdt in dat de oorzaken van de barrieres van mensen met een beperking, gezocht moeten worden in de structuren van de samenleving en dat waar mogelijk die structuren moeten worden aangepast.
Gevolgen voor de praktijk
In Nederland kennen we het systeem van Passend Onderwijs en van oudsher bestaan er scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor regulier onderwijs. Het Nederlandse onderwijssysteem, dat de meeste kinderen met een handicap afzondert van hun leeftijdsgenoten en plaatst in het speciaal onderwijs, is in strijd met het recht op inclusief onderwijs zoals bedoeld in artikel 24 VRPH. De huidige Nederlandse wetgeving bepaalt dat handicap nog steeds een legitieme grond is voor het maken van onderscheid bij de toegang tot regulier onderwijs. Deze wetgeving zal dus moeten worden aangepast. In Nederland is een handicap tevens een grond op basis waarvan iemand geheel buiten het onderwijssysteem kan worden gehouden; dit is het geval bij een vrijstelling op grond van artikel 5 onder a Leerplichtwet. Daarnaast is ook de Wet gelijke behandeling van mensen met een handicap en chronische ziekte (WGBH/CZ) in strijd met het verdrag. De WGBH/CZ houdt segregatie van mensen met een handicap in stand door specifieke faciliteiten zoals speciaal onderwijs van het discriminatieverbod uit te zonderen.
Nog een lange weg te gaan: tijd voor actie!
Geconcludeerd moet worden dat er nog een lange weg te gaan is. Inclusief onderwijs kan alleen worden bereikt als er op structurele wijze wordt nagedacht over de manier waarop we het onderwijssysteem op een andere manier met elkaar kunnen inrichten. Er zal een visie moeten worden ontwikkeld aan de hand waarvan nieuwe wetgeving moet worden gemaakt. Daarnaast zal ook de rechtsbescherming vorm moeten krijgen, zodat de leerling ook daadwerkelijk aanspraak kan gaan maken op zijn recht op inclusief onderwijs.
Door: mr. Fleur Terpstra
Heeft u ook vragen over passend onderwijs? Terpstra Legal adviseert onderwijsinstellingen over Passend Onderwijs en kan uw onderwijsinstelling adviseren hoe u vorm kunt geven aan inclusief onderwijs. Bent u ouder en krijgt uw kind geen onderwijs of geen passend onderwijs? Ook dan kunnen wij u verder helpen. Neem gerust even contact met ons op via het contactformulier.